reis

reis
op weg

zaterdag 8 mei 2021

Mijn leeservaring van Zsuzsa Bánk: Slapen doen we later

 Zsuzsa Bánk: Slapen doen we later. Nieuw Amsterdam, 2020. Vertaling Irene Dirkes en Lucienne Pruijs

Een heel apart boek. Je zou het kunnen beschrijven als een boek van twee vrouwen die elkaar bijna elke dag mailen en daarin klagen, vooral klagen, de een over haar boek dat maar niet afkomt, de ander over haar geliefde die haar verlaten heeft. Soms denk je, gebeurt er nog wat anders? En toch, het is ook een boek van twee vrouwen, begin veertig die worstelen met het leven en zichzelf en elkaar de vragen stellen die ertoe doen, vooral die ene vraag ‘Wie ben ik, wat doe ik vanuit mezelf?’ En die al cirkelend om hun dagelijkse leven proberen te beantwoorden. Dat dagelijkse leven vol hindernissen dat hen afhoudt van de werkelijk ertoe doende dingen waardoor ze nooit goed slapen, lang slapen, diep slapen maar dat doen ze wel later. Veel ervan is herkenbaar uit de tijd dat ik jonge kinderen had, van alles wilde voor mezelf en de tijd of het geld er niet voor had. Met name Márta was voor mij heel herkenbaar.

Márta of Martí Hórvath is aan het begin van het boek net bevallen van Henri, haar derde kind met Simon Leibniz. Ze wil haar verhalenbundel afschrijven, blijft er maar aan schaven en voelt zich steeds wanhopiger onder de gedachte dat het haar nooit gaat lukken. Ze schrijft over haar zorgen over het boek, haar geldzorgen, haar drie kinderen, haar man die afweziger wordt naarmate de tijd vordert en haar uiteindelijk ook alleen laat. Hoewel, op het einde lijkt er een toenadering te zijn maar die blijft vaag.


Tussen die berichten door kun je ook halen dat ze best een succesvolle en veel gevraagde dichter is. Het duurt even voor je dat door hebt, ze wordt internationaal ook gevraagd voor festivals, lezingen en workshops. Toch ziet ze zichzelf als een mislukte dichter. 

Johanna Messner leeft al jaren met Annette von Droste-Hülshoff, die ze als onderwerp voor haar promotieonderzoek heeft gekozen. Annette is meer dan een onderwerp, ze leven met elkaar en dat is bijzonder. Een jaar voordat de correspondentie begint heeft haar geliefde, Marcus, haar verlaten en ze kan hem niet loslaten, net zomin als von Droste. Ze woont in het Zwarte Woud, te ver van Márta vandaan, die in Frankfurt woont, om elkaar vaak te zien.

Johanna geeft les aan een school in een dorp en helpt Kathrin in diens bloemenwinkel De geheime tuin. De man van Kathrin, Claus, is ook een vriend van Marcus wat het voor haar soms lastig maakt maar ze houdt van Kathrin en Claus, wat ze vooral voelt als Claus verongelukt en Kathrin zwanger blijkt na zijn dood.

De vriendschap is innig, bijna een liefdesrelatie, of zoals iemand zei over haar vriendschap: ‘We zijn geliefden zonder lichamelijke of seksuele verbinding, hoewel dat ook alleen maar geldt voor de echte seks.’ Best ingewikkeld.




De mailwisseling tussen hen loopt van maart 2009 tot juni 2012. 

In het middenstuk dacht ik soms schiet eens op met je boek en je promotie maar toch bleef het boeien. Dat komt vooral door het taalgebruik, de grapjes met de grammaticaregels - toekomende tijd enzovoort - en het terugkerende ‘driewerf’. Op het omslag staat ‘Een taalspetterend feest van vriendschap’ en daar ben ik helemaal mee eens!


En wat ik heerlijk vind is de talloze verwijzingen naar literatuur. Je zoekt iets op en krijgt zin om het te gaan lezen.

Al met al een prachtig boek!

Blz. 112: over Goethe: https://de.wikipedia.org/wiki/Urworte._Orphisch

Blz. 166: ‘en dat maakt mijn wanhoop des te groter, omdat ik nergens voor deug, niet voor het schrijverschap, niet voor het vertellen, en het allerminst voor het moederschap.’ 

Goh, hoe bekend klinkt dit! Ik toen ik dertig en veertig was!

Blz. 187. Zo herkenbaar, dat opgedeeld zijn tussen dingen die je eigenlijk allemaal tegelijk wilt.

dinsdag 23 juni 2020

Redding


Haar kleren weer aan, het badpak opgehangen. De handdoek er netjes naast. Niets wijst erop dat deze vrouw net iemand heeft gered.
Ze stond te twijfelen aan de rand van de zee, dromend over zonovergoten vakanties, zij in een oud badpak, overgebleven van een partij die haar vader had ingekocht. Het badpak was te groot en te zwaar en het zakte af, waardoor ze het schaamrood op haar kaken kreeg, als ze het water uitkwam.
Nu staat ze hier weer met een oud badpak, geleend in het hotel, te groot, dat wist ze nu al.
Toch gaan zwemmen? Het moet, vindt ze, een hommage aan het verleden, ook al was het strand nu leeg, verlaten, de zee koel en verstild, mistig.
Gaan of niet gaan?
Ze loopt naar het water, tenen in de kabbelende golfjes.
Dan ziet ze een kopje in de golven. Een kind. Waar komt dat vandaan?
Ze had het niet eerder gezien, en toch lijkt het bekend.
Het kind is te ver in zee, dat ziet ze wel.
De palen die bij eb een natuurlijke grens tussen delen zee zijn, je beschermen tegen afdrijven, staan nu voor het grootste deel onder water.
Wat doet dat kind daar? De stroming is hier sterk. Weet je nog, zegt ze tegen zichzelf, toen die Duitse jongens te ver de zee in gingen en helemaal in Domburg aanspoelden? Een had het niet gehaald.
Zonder na te denken loopt ze de zee in en met krachtige slagen zwemt ze naar het kind.
Dan ziet ze het niet meer. Waar is ze gebleven?
Ze kijkt om. Daar staat een meisje op de kant, ze heeft het koud, de schouders opgetrokken, een silhouet tegen het lege strand. In een oud, te groot badpak.
Ze zwemt terug. Ze heeft zichzelf gered.

Will van Sebille

woensdag 17 juni 2020

Bezoek Beelden aan Zee – 16 juni 2020

Daar gingen we dan, met mondkapje op in de bus, op weg naar Beelden aan Zee voor de expositie van Germaine Richier voor de eerste keer in maanden. Reserveren verplicht, een tijdslot van twee uur en met weinig mensen tegelijk door de ruimte lopen.



Gelukkig hoefde we de uitgezette looproute niet te volgen, wat denk ik kwam doordat er vlak na het ingaan van het tijdslot nog maar zo weinig bezoekers waren. Dat was wel een voordeel, zoveel ruimte tussen en om de beelden!

 

Waarom deze expositie als eerste?

Aangetrokken door het prachtige filmpje van de opening – musea net dicht vanwege corona – met een impressie van de beelden en een magnifiek ontroerend optreden van de operazangeres Francis van Broekhuizen die Puccini’s Vissi d’Arte zong, al zwervend langs de beelden. 

Dat raakte me, de stem, het licht, de beelden, de titel Mensbeeld-Mensbeest.

 

En daar liepen we in de ruimte met de de beelden die uitnodigden om er rondom heen te lopen: ze hadden vanuit elke hoek een ander gezicht, letterlijk, waardoor ze de lagen toonden van het menselijk bestaan. Ik heb dan ook filmpjes gemaakt van verschillende beelden, helemaal rondom om daarna stil te staan kijken, kijken en nog eens kijken, ze binnen te laten komen. 



Met name drie beelden raakten me diep: figuren die aan allerlei draden vast zaten, alsof anderen bepaalden wat hun volgende stap, handeling of beweging zou zijn, waarbij de figuren zelf iets onbestemds en treurigs uitstraalden.

Natuurlijk interpretatie van mij maar dat maakt kunst, deze kunst, zo prachtig, de ruimte laat voor aanraking, voor interpretatie!


maandag 3 februari 2020

Vier de poëzie - 02-02-2020

Vier de poëzie

Het was een feest gisteren bij de Haagse Kunstkring: ‘Vier de poëzie’ op 02-02-2020 samen met Edith de Gilde bedacht en georganiseerd: eerst een Poëziebrunch met heerlijk eten, dichters die hun gedicht voorlazen, een tafelgedicht schrijven aan de hand van een eerste dichtregel en natuurlijk geanimeerde gesprekken.
Heerlijk dat David Muiderman en Anne-Tjerk Mante naast hun gedicht ook andere hulp inbrachten in de vorm van tafels sjouwen en na de brunch weer opruimen, zodat bezoekers van de expositie weer rustig konden rondkijken.



En dan de middag: de voorstelling 'Van alle tijden' in de Albert Vogelzaal. Het was heel mooi, en voor de dichters ook heel spannend, om de voorstelling ‘Van alle tijden’ mee te maken. Acteurs, voordrachtskunstenaars van de kunstkring lazen de gedichten voor van de Kunstkringdichters waarna dansers van Dansdrift en een musicus reageerden op de voordracht. Voordracht, dans en muziek voor een bomvolle zaal. 
Hieronder het filmpje met Ellen Verheij, door Anna van Vliet, die mijn gedicht voorleest. Daaronder de tekst. En wat foto’s van de brunch.

Wat een blijdschap voor zo’n mooie middag! 

https://www.facebook.com/Haagsekunstkring/videos/524984224800147/

Op drift...


mensen zijn op drift herinneringen zijn op drift drift is weggespoeld drift is lust is leven vooral mensen zijn op drift als brandhout afgedankt geen bomen meubels beelden maar weggegooid verbrand verdronken aangespoeld uitgespuwd veracht uit de weg gegaan beschimpt roepen angst op – wat doen ze wanneer gaan wij dood door hen worden we arm omdat ze mee-eten uit onze ruif onze luxe willen onze waarden negeren verachten wij zijn slachtoffers van dat wat hen hier bracht onze waarden op drift dus gaan wij die te lijf – welke wij? niet mijn-wij maar zij-wij die uit angst afwijzen terug willen naar waarden uit de jaren vijftig en daarbij de benepenheid de benauwdheid voor het gemak even vergeten hun frustratie is niet de mijne ook al raakt mijn angst soms ook op drift in een onbewaakt ogenblik in een stroomversnelling kolkend dreigt me te overspoelen maar er is een stuwdam angst stopt verdampt vervluchtigt laat ruimte voor gevoel voor gedachten filosoferen nadenken onderzoeken tot de stroom stopt niets meer op drift stilte rust naar binnen gerichte blik


© Will van Sebille

zaterdag 2 november 2019

Herinnering verlicht - 30 oktober 2019

'Iedereen die je kwijt raakt, raak je nooit meer kwijt'
Aan het begin van Herinnering verlicht liepen we met dertig dichters naar het graf van dichter Jeanne Wesselius. Ik raakte in gesprek met haar zoon. Hij ging niet zo vaak naar haar graf en dat was ook niet zo nodig, want ze zat in zijn hart en hij dacht elke dag aan haar. Deze week nog kreeg hij onverwachts een huilbui en dat vond hij prima. 
We hadden het over wel of geen verdriet tonen, wel of niet het verdriet en gemis tonen of omarmen en we kwamen tot de conclusie dat iedereen die je kwijt raakt, nooit meer kwijt raakt of je het nu wilt of niet.


Deze gedachte vergezelde me de hele avond waarop ik mijn gedicht Eeuwig voorlas aan de vele bezoekers die allemaal iemand waren kwijt geraakt en nu geraakt werden door een of meer van de gedichten die we voorlazen en meegaven.



dinsdag 29 oktober 2019

Leven met afstand

In augustus had ik een gesprek met minister Sander Dekker van Rechtszekerheid als voorbereiding voor de startconferentie i.v.m. Onderzoek naar de omstandigheden waaronder afstand en adoptie plaatsvinden tussen 1956 en 1984.
Men had mij gevraagd een tekst ter introductie te schrijven. Onderstaande tekst stuurde ik toen.


Leven met afstand
Wat de impact is van leven met een geheim op je leven.

Toen ik als zeventienjarige in 1967 beviel van en naar huis gestuurd werd zonder mijn kind, kreeg ik de opdracht te zwijgen over mijn zwangerschap en überhaupt over dat kind. Velen met mij kregen die opdracht met argumenten – goedbedoeld of venijnig – variërend van ‘als mensen dit horen, vinden ze je een slechte vrouw’, ‘zeg maar niets, anders vind je nooit meer een man’ tot ‘zeg maar niets maar ga verder met je leven, je bent nog jong, je krijgt nog wel andere kinderen’.
Ik weet niet of men ooit nagedacht had over wat deze opdracht betekende voor ons, afstandsmoeders, of wat de impact op ons leven was, buiten de impliciete boodschap vaak dat jij toch de slechte moeder was, want ‘wie geeft nou haar kind weg?’, ook al wilde je het houden, had je zelf daar geen stem in; niet volwassen, geen recht van spreken of handelen.

Zo’n gebeurtenis, je kind geheim houden heeft op twee niveaus veel invloed op je leven.

Het eerste niveau gaat over wat je moet vertellen over de periode dat je weg was, want meestal was het zwangere meisje weg, voor een tijd verdwenen. Laat ik het bij mezelf houden: de ene dag zat ik in de examenklas van de MMS, de andere dag was ik onderweg naar familie in Zwitserland, opdat niemand zou zien dat ik zwanger was. Een deel van mijn zwangerschap was ik daar en een deel ervan was ik in Leiden waar ik ook bevallen ben.
Toen ik weer thuis kwam, tien dagen na de bevalling, kwam ik voor de buitenwereld zogenaamd uit Zwitserland. Er moest dus een aanvaardbaar verhaal komen over waarom ik ruim zes maanden weg was geweest. Ik moest vertellen dat ik eerst een paar maanden op adem moest komen, overspannen vanwege het feit dat ik het schooljaar ervoor gezakt was voor het examen en dat ik daarna een paar maanden heb gewerkt. Maar waar had ik dan gewerkt, was natuurlijk een logische vraag voor de thuisblijvers. Uh, op een kantoor. Maar wat deed je dan op dat kantoor? Uh, typen en zo? Ik verzon maar wat, want ik had nog nooit een kantoor van binnen gezien, hooguit de administratie van mijn school, dus wat deed men daar eigenlijk buiten typen en de telefoon aannemen? 
Ik vermeed steeds meer oude contacten of om nieuwe contacten te maken om dit soort vragen te voorkomen. 
Want wat je ook gaat doen na je bevalling, of je nu gaat werken, lanterfanten of studeren (wat ik het liefst wilde, weer naar school maar wat niet meer mocht - straf?), je ontmoet mensen en dan komen er ooit vragen over ‘welke school deed je?’, ‘waarom probeerde je niet opnieuw je examen te halen?’, ‘wat deed je in Zwitserland?’ die om een antwoord vroegen.
En wat daarbij komt, is dat je moet onthouden wat je verteld hebt, het moet kloppen met wat je de keer ervoor hebt verteld, het moet elkaar niet tegenspreken. Je maakt dus van je leven tijdens de zwangerschap een verhaal; jij zelf wordt een verhaal dat niets meer te maken heeft met je eigen leven. Alle pijn, verdriet en leegte binnen in je door het gemis van het meest dierbare, moet je uitbannen, want je was toch een vrolijke tiener die alleen maar even de weg kwijt was na het zakken en die genoot van die kans op zo maar een ander leven in Zwitserland. Wie krijgt nu de kans om dat mee te maken? Niemand toch?!

Het tweede niveau gaat over het verhaal binnen in je, de periode van zwangerschap, verbanning, bevalling, de leegte, pijn en verdriet daarna, zo zonder je kind terugkomen en dat intense verlangen ernaar. Niets kun je daarmee. Alle gevoelens ban je uit, want zoals George Orwell schreef in zijn boek 1984, kun je een geheim alleen maar echt bewaren, als het niet meer bestaat, als je je het niet meer herinnert, dus doe je alles om het je niet te herinneren en wat er overblijft zijn fragmenten die stollen tot een vaste stof, een bal die pijn veroorzaakt in je hart, je rug. 
Verdriet om iemand die je kwijt raakt kan gedempt worden, kan tot een hanteerbaar verdriet gemaakt worden door erover te vertellen, door van anderen te horen hoe zij het ervaren, door de vragen die zij stellen, maar dit alles gebeurt niet met je geheim. Het is er dus, gestold en al, met alle herinneringen erbij die verdwenen zijn, zoals ‘wanneer ging ik eigenlijk van Zwitserland naar Leiden?’, ‘wie gaf me zwangerschapskleding?’, ‘wie zorgde ervoor dat ik geen last had van melk in mijn borsten? Bonden ze die af, kreeg ik medicijnen?’, enzovoort. 

Beide niveaus zitten in je lijf, je hart, je hoofd, ze werken op elkaar in, het ‘leuke’ verhaal wordt bijna de herinnering, het ‘echte’ verhaal lijkt een verzinsel. Kortom, je wordt een gespleten persoon, die beide in stand probeert te houden.
Maar het echte verhaal verdwijnt niet, het wordt een zwerende bal die langzaamaan naar de oppervlakte breekt, iets wat je tegelijkertijd ook niet wilt, omdat je ervan overtuigd bent, dat iedereen je verlaat als ze het echte verhaal gaan horen, want tenslotte is de boodschap dat je een slechte moeder, een slechte vrouw bent, goed bewaard gebleven in die gestolde bal, daarvan ben je overtuigd.

En wat is nu de impact van dit alles op mijn leven? Veel en levenslang, ook al kan ik het hanteren, door van tijd tot tijd therapie te hebben, door de lieve mensen om me heen, door het contact met mijn zoon. Ik kan zeggen dat ik de scherpste kanten eraf heb kunnen halen maar ‘genezen’? Dat niet, die illusie ben ik al lang kwijt; ik heb levenslang gekregen.


Will van Sebille


zaterdag 5 december 2015

(H)erkenning

Begin november zat ik bij Tijd voor Max om daar te vertellen over wat afstand moeten doen van je kind met je doet. Tegenover me zat Claudia de Breij, hoofdgaste van die dag. Ze luisterde intens en was bij tijd en wijle ontroerd, zoals ik later zag bij het terugkijken.
Na afloop kwam ze naar me toe en vertelde over de monoloog die Debby Petter in deze tijd in de theaters speelt : Bed & Breakfast. ‘Die gaat over deze ervaring, over afstand doen’, vertelt ze me en dat ik zeker moet gaan kijken. Zo mooi is deze monoloog volgens haar.
Gisteren, 4 december, speelde Debby Petter in Voorburg en samen met Bob en onze vriendin Yvonne ging ik kijken. Het stuk gaat over Liesbeth, die na de dood van haar man een bed & breakfast is begonnen en daar ‘vrolijk’ over vertelt. Maar al vertellend komt ze op het grote verdriet in haar leven, het kind dat ze heeft moeten afstaan, gedwongen door haar ouders en ondersteund door de hulpverlening.

Claudia had gelijk; het is een prachtig, sterk, ontroerend en confronterend stuk. En het klopt, in die zin, dat de stemmingswisselingen, die Debby als Liesbeth laat zien, zo volkomen herkenbaar zijn, maar ook hoe je als jong meisje in de fuik loopt van ouders en hulpverlening om maar toe te stemmen, omdat dit zo goed is voor je kind waarbij de ouders vooral op die manier de schande proberen te vermijden. Het achteraf horen dat je kind lang, te lang, in een kindertehuis is gebleven, het gesol daaraan met kind en jij als moeder; zo herkenbaar dat ik er boos bij werd, op de wereld die dit toestond en vergoelijkte.
Op een bepaald moment vertelde ‘Liesbeth’ over de bevalling. Ik luisterde nog intenser dan naar het andere, omdat ik me zelf niets herinner van de bevalling. Ik hoopte dat er beelden van mezelf boven kwamen maar het bleef een donker gat. Natuurlijk herkende ik het verloop van het verhaal wel, omdat ik daarna nog twee kinderen kreeg maar van die eerste keer? Niets, helemaal niets. Alleen donkerte, een gehuil wat me woest blij maakte en daarna niets, leegte, stilte.

Het verhaal ging verder en bleef zo herkenbaar, dat ik alleen maar innerlijk alles kon beamen wat ik hoorde en zag. En daar ben ik blij om, want zo vaak wordt dit onderwerp niet uitgewerkt en dan vaak nog zo niet kloppend met wat afstandsmoeders meemaakten en voelden, dat het eerder averechts werkt dan iets bijdraagt aan de herkenbaarheid van het proces en trauma.
Ik vond de hoofdpersoon af en toe te vrolijk – ze noemt zichzelf een ‘vrolijke’ vrouw – maar volgens Bob en Yvonne klopt dit wel; ook ik kan heel vrolijk zijn met verdriet eronder. Grappig dus om zo de spiegel voorgehouden te krijgen.
Een mooie zin vond ik ‘je speelt het leven’. Ik herken dat en realiseer me dat ik dat niet meer hoef te doen, ik ben mijn leven.

Conclusie? Voor mij was het confronterend maar het gaf ook erkenning; voor anderen kan het verduidelijken. Dus, als je de kans krijgt, ga er heen. Of nog beter: pak die kans. Debby Petter reist nog tot april door het land met deze voorstelling: http://hekwerk.nl/artiesten/debby-petter.

Will van Sebille